Welkom

      Reacties uitgeschakeld voor Welkom

Welkom

‘Kom eens kijken!’

Mijn vader. Hij kwam thuis van een vriendenbezoekje en had een verrassing meegenomen. Toen hij de klep van ons appelgroene Renault 4’tje opendeed, stond daar een doos. Daaruit stak de kop van een gans: ‘Gak’! Er bleken er twee in te zitten: een mannetje en een vrouwtje: Gak en Gaggel.

‘Meneer Blau wilde ze wel kwijt en ze zijn leuk toch?’, was het commentaar van mijn vader. Mijn moeder keek wat moeilijk: ‘Waar moeten we die nu weer stallen?’ Maar goed, een stukje gras achter ons huis werd afgezet, een tuinvijver ingegraven. En dat plekje zou de komende dertig jaar Gaks huis worden….

Gak en Gaggel

Wij vonden ze geweldig. Mijn vader hield hele gesprekken met ze en liet ze af en toe in huis. Dat was meestal niet zo’n succes, omdat Gak en Gaggel toch echt niet zindelijk waren, maar ach… we hadden overal linoleum liggen, dus was het ook weer gauw opgeruimd.

Gak overleefde twee vrouwtjesganzen en een loopeendenvrouwtje. Gaggel brak op een gegeven moment haar poot, waarschijnlijk door kalktekort vanwege haar eierleggende bezigheden. Dierenartsen uit de buurt vonden dit wel een leuke uitdaging. Gaggeltje kreeg een ijzeren pin in haar poot en moest een aantal weken revalideren. Dat deed ze in een caviahok in een van de kassen, zo’n meter of vijftig van haar man vandaan. De weken die daarop volgden, werd er heel wat heen en weer gegakt en gegaggeld. De trouw die deze twee dieren voor elkaar hadden was aandoenlijk. Toen Gaggeltje hersteld was, leefden ze nog een aantal gelukkige jaren samen, maar uiteindelijk overleed het vrouwtje toch aan een ontsteking in haar poot. Daarna kwam Waggeltje, een heel jong gansje met wie Gak ook weer erg gelukkig werd. Waggeltje werd helaas op een avond vermoord door een stel dronkenlappen die het blijkbaar leuk vonden om op weg naar huis diverse dieren te mishandelen, waaronder dus ons gansje. Gak kreeg ook gezelschap van Knoert, een Vlaamse reus die overdag bij de ganzen mocht lopen. En daarna dus van een paar loopeenden. Mijn zus had een paartje aangeschaft om met haar bordercollie te trainen, maar dat was geen succes. De eendjes mochten natuurlijk bij haar blijven en er kwamen al snel jonge loopeendjes. En waar gingen die heen? Naar pa en ma natuurlijk.

 Uit een oud fotoalbum

Gak en Gaggel waren niet de enige dieren die mijn vader als verrassing meebracht. Een andere keer kwam hij thuis met een doodsbange hamster. Die had hij bij een bevriende kweker onder een plantentablet zien staan: ‘Hij is vals en dus doen mijn kinderen er niks meer mee’. Dus nam mijn vader hem voor ons mee. Bijten kon het hamstertje, maar we leerden hierdoor wel dat we bange dieren rust moesten geven.

Op eenzelfde manier kreeg ik een paar woenstijnratjes. Leuke diertjes, die ik zelfs een keer uitbracht op een kleindierententoonstelling. Dat was ook een idee van mijn vader. We waren de enige inzenders van woestijnratjes en dus won ik een prachtige bokaal als eerste prijs. Later hebben we allemaal een flink trauma opgelopen door die woestijnratjes. We konden door het ingenieuze grote hok dat we hadden niet aan geboortebeperking doen en er was dan ook al snel sprake van een flinke overbevolking. De woestijnratjes gingen rigoureus om met overbevolking: als de oudjes zich niet uit de voeten maakten, werden ze dood gebeten door hun soortgenoten. We probeerden die oudjes steeds te vangen waardoor we steeds meer hokken met eenzame oude woestijnratjes kregen…

Mijn vader kreeg overigens niet altijd zijn zin. Hij wilde heel graag parelhoenders en pauwen, maar die mocht hij van mijn moeder niet hebben. Ook die pony die hij graag voor ons had aangeschaft op de paardenmarkt van Zuidlaren – hij kost maar tweehonderd gulden – ging niet door. Niet omdat mijn moeder het niet leuk vond, maar wel omdat zij meestal de verzorging van de beestenschaar moest doen. Verstandige ma, maar wij vonden dat toch wel erg jammer.

De meeste dieren werden echter bij ons van harte welkom geheten: schildpadden, hagedissen, cavia’s, konijnen, gevonden vogels en natuurlijk honden en katten. Mijn verstandige moeder liet veel toe, maar af en toe trapte ze op de rem: twintig cavia’s is de max. Mannetjes en vrouwtjes gescheiden. We hadden ons lesje met de woestijnratjes wel geleerd.

Gakkie is ruim dertig jaar geworden. Toen was hij op. Hij kon nauwelijks nog opstaan, het was winter en heel koud. Dit werd lijden. Mijn moeder hakte met veel verdriet die knoop door. Mijn vader liet dat soort dingen meestal aan haar over, hij was beter in het verwelkomen.